Over Opwarming, ijskappen en windenergie

Fotografie: Ingrid Koenen

De overeenstemming onder klimaatwetenschappers over het verband tussen de opwarming van de aarde en de toename van CO2 is even groot als die onder longartsen over het verband tussen roken en longkanker. Als leek, als niet-deskundige, houd ik mij aan het advies van Bertrand Russell: “Zelfs als alle deskundigen het eens zijn, kunnen ze zich vergissen. Desondanks als hun mening unaniem is, moeten leken accepteren dat deze mening een grotere waarschijnlijkheid heeft om waar te zijn dan de tegengestelde mening”. Uit: The Will to Doubt (1958) Tijdens de research voor WIND heb ik een aantal rapporten en artikelen gelezen over opwarming, over klimaatbeleid, over geluidshinder en aanverwante onderwerpen. Dit is wat ik (Tjeerd Bischoff) ervan heb opgestoken.

Broeikasgassen

De zon verwarmt de aarde, de aarde straalt de warmte weer uit. Broeikasgassen, vooral waterdamp en kooldioxide (CO2), houden de warmtestraling vast. Zonder dit effect zou de gemiddelde temperatuur op aarde -18 graden Celsius zijn in plaats van de huidige 15 graden. In principe mogen we dus blij zijn met het broeikaseffect. Maar sinds de achttiende eeuw is de concentratie van kooldioxide in de atmosfeer met zo’n 40 procent toegenomen. En dat is het gevolg van menselijk handelen: het gebruik van fossiele brandstoffen, het kappen van bossen en het houden van vee. Ook de hoeveelheid waterdamp in de atmosfeer is gestegen, omdat een warmere atmosfeer meer waterdamp kan bevatten. Andere broeikasgassen waarvan de hoeveelheid flink is toegenomen zijn oa. methaan en lachgas. Als je dit vertaalt naar aantallen, dan bevat de atmosfeer nu 4 CO2 moleculen op 10.000 luchtmoleculen. Dat is best weinig, maar kennelijk kan een gering aantal moleculen toch een duidelijk merkbaar effect sorteren.

Opwarming

Als gevolg van de toename van broeikasgassen is de aarde nu ruim 1 graad warmer dan in de periode 1850-1900. Waarbij het leeuwendeel van de temperatuurstijging heeft plaatsgevonden in de afgelopen 50 jaar. Bij ongewijzigd beleid is de voorspelling dat de gemiddelde temperatuur eind deze eeuw 3 à 4 graden hoger zal zijn. Maar de temperatuurstijging is een gemiddelde en niet overal even groot. Het vaste land warmt sneller op dan de zee. Het noordelijk halfrond warmt sneller op dan het zuidelijk halfrond. En het continent dat het sterkste opwarmt is Europa, wij dus, waarbij in het noorden vooral de winters warmer worden, en in het zuiden vooral de zomers. Volgens de laatste voorspellingen van het meteorologisch instituut van Frankrijk zal de temperatuur in Zuid- en Oost Frankrijk aan het eind van deze eeuw tussen de zes en dertien graden gestegen zijn. Als dit echt gaat gebeuren, dan wordt Zuid-Europa een woestijn, lijkt mij. En de bewoners zullen dan wel noordwaarts trekken. Temperatuurstijging betekent ook een toename van weersextremen. Volgens een rapport van het WMO hebben in 2022 extreme hittegolven, droogtes en verwoestende overstromingen miljoenen mensen getroffen en miljarden dollars aan economische verliezen veroorzaakt.

De zeespiegel

Eén van de gevolgen van de opwarming is dat het zeewater uitzet in volume en dat de gletsjers en de ijskappen op de noorden zuidpool smelten. Hierdoor stijgt de zeespiegel. Houden wij het droog in ons lage land? De afgelopen honderd jaar is de stijging beperkt gebleven tot ca. 20 centimeter. Maar die stijging versnelt en afhankelijk van het klimaatbeleid, kan er tot 2100 nog tussen de 30 en 110 centimeter bijkomen. En als het afbreken van stukken ijs op Antarctica zo onvoorspelbaar is als soms gevreesd wordt, is een stijging van 2 meter ook niet uit te sluiten. Aangezien het smelten van de ijskappen een proces is dat lijkt te versnellen, kan in een zwart scenario rond het jaar 2300 het water 7 meter hoger staan dan nu. En ook het getal van 17 meter wordt sinds kort genoemd. Veel mensen, waaronder ik, zijn vatbaar voor doemverhalen. En ik kan het ook niet nalaten hier juist ook de ergste cijfers te noemen. Maar tegelijk denk ik dat ook het omgekeerde geldt: het ontbreekt ons aan verbeeldingskracht, waardoor we niet echt kunnen geloven dat onze nakomelingen Nederland misschien wel terug moeten geven aan de zee. En dat klinkt poëtischer dan wat dit in de praktijk zal betekenen.

Het plaatsen van windmolens is een grote ingreep in de directe leefomgeving van mensen. Daar zitten vele kanten aan, maar één van de grote zorgen is de geluidsoverlast.

Nederland

Al zijn er nog veel onzekerheden, duidelijk is dat een overheid die geconfronteerd wordt met dergelijke bevindingen maatregelen moet treffen. Sommige mensen bestrijden dit. Ze wijzen op de hoge kosten van de energietransitie en ook op het feit dat Nederland verantwoordelijk is voor maar 0.4 % van de mondiale uitstoot. Wat ze vergeten is dat iedere tiende graad opwarming veel schade veroorzaakt en dus ook heel veel kost. En dat de Nederlandse totale bijdrage aan CO2 uitstoot weliswaar gering is, maar dat die neerkomt op een emissie van 9500 kilo per hoofd van de bevolking. Dat is twee keer zoveel als de uitstoot van de gemiddelde aardbewoner. Nederland is, net als veel andere rijke landen, wel degelijk aan zet. Voortvloeiend uit de Europese Green Deal streeft Nederland naar een CO2-emissie in 2030 die 60 % lager is dan die in1990. Eén van de maatregelen om dit doel te bereiken is het overschakelen op duurzame stroom. In het Klimaatakkoord van 2019, en in vervolgoverleg daarna, is afgesproken hoeveel windenergie op zee er in 2031 gewonnen moet worden. En hoeveel wind- en zonneenergie op land. Gemeenten en provincies hebben vervolgens 30 energieregio’s gevormd die plannen maken om de benodigde hoeveelheid duurzame energie op land te realiseren. Die plannen overstijgen ruimschoots dat wat is afgesproken. En meer dan de helft van de benodigde capaciteit is gerealiseerd. Dat klinkt gunstiger dan het is, want daarbij tellen ook alle zonne- en windparken mee die er al stonden voordat de nieuwe klimaatplannen gemaakt werden. Er moet nog dus nog veel gebeuren. En dat gaat niet zonder slag of stoot.

Geluidshinder

Het plaatsen van windmolens is een grote ingreep in de directe leefomgeving van mensen. Daar zitten vele kanten aan, maar één van de grote zorgen is de geluidsoverlast. Toen ik me hierin verdiepte merkte ik weer eens hoe lastig het soms is de vele informatie die voorhanden is te doorgronden. Nederland hanteert sinds 2011 een geluidsnorm waarbij, anders dan in bijna alle andere landen van Europa, gekeken wordt naar het gemiddeld aantal decibellen per jaar en niet naar het geluidsniveau bij maximale productie. Dat maakt de Nederlandse norm moeilijk te controleren én te handhaven, omdat je pas aan het eind van het jaar kunt zien of de norm overschreden is. En aangezien bij deze methode de stille periodes worden meegewogen, mogen windturbines in Nederland relatief dicht bij woonhuizen staan. Hoewel Nederland qua bescherming bij de landen hoort met een lage norm, blijken er toch nog landen te zijn waar de molens iets dichter bij de bebouwing mogen staan. Ik begreep niet hoe dit kon met een geluidsnorm die zo sterk verschilt. Ik belde met een specialist. Die bevestigde dat het verschil tussen de uitkomsten van de Nederlandse normering en die in andere landen minder groot is dan vaak wordt gedacht. Dat komt omdat het bij de Nederlandse norm gaat om een logaritmisch gemiddelde: dwz. de maximale waarden die worden gemeten wegen veel zwaarder dan de minimale waarden. En er is iets te zeggen voor de Nederlandse methode, omdat je op deze manier een onderscheid kunt maken tussen geluidsoverlast die er altijd is en geluidsoverlast die soms ook weg is. Even stilte helpt wel degelijk. Maar in een documentaire van Zembla wordt duidelijk dat inspecteurs van het ministerie van VROM in 2009 de nieuwe norm ernstig hebben ontraden. Ze schrijven dat die de burgers onvoldoende beschermt en waarschuwen voor ‘slaap-verstoring bij piekbelasting.’ Dit kritische rapport is niet met de kamer gedeeld. Intern heeft er bij VROM een afweging plaatsgevonden tussen het belang van omwonenden en het belang van het vaart maken met de energietransitie, maar die afweging is niet openbaar gemaakt. Ik vind dat heel kwalijk. En irritant en aanmatigend. Alsof wij burgers niet kunnen begrijpen dat een regering soms voor moeilijke dilemma’s komt te staan. Spreek ze uit, maak een keuze en ga er voor staan alstublieft! Hoe pakt deze normering in de praktijk uit? De meeste mensen blijken wel te kunnen leven met het geluid van windmolens, maar er is ook een flinke groep die er serieus last van heeft. Vooral ’s nachts als andere geluiden wegvallen. Het zwiepende, zoevende en soms stampende geluid dat de turbines produceren maakt het hinderlijker dan geluiden van vergelijkbare sterkte. Slecht slapen ondermijnt de gezondheid. Zembla liet zien dat er mensen zijn die met regelmaat hun huis uitvluchten en wegrijden, om een paar kilometer verderop in hun auto rustig te kunnen slapen. Bij elke activiteit moet je een zeker mate van overlast voor lief nemen, dat is logisch, anders kun je het land wel op slot doen. Maar waar ligt de grens?

Voorzorg

Het RIVM adviseert extra onderzoek te doen naar de geluidshinder die windturbines veroorzaken, ook naar het aandeel daarbij van laagfrequent geluid dat windmolens net als de meeste andere machines produceren. Maar de vraag is of er op nieuw onderzoek gewacht moet worden, want er is ook zoiets als het voorzorgbeginsel. Het voorzorgbeginsel is ingebed in de Europese en Nederlandse wetgeving en komt op het volgende neer: als er bij het invoeren van een nieuwe techniek nog geen uitsluitsel gegeven kan worden over mogelijke risico’s voor mens en milieu, moeten er dusdanige maatregelen worden getroffen, dat onomkeerbare schade zoveel mogelijk wordt voorkomen. Zoveel mogelijk is een rekbaar begrip, maar toch: is in het geval van de windmolens het voorzorgbeginsel in acht genomen? Moet er bijvoorbeeld niet een minimumafstand geformuleerd worden, zoals in een aantal andere landen, tussen windmolens en woningen? In Beieren wordt een minimumafstand tot de bebouwde kom gehanteerd van 10 keer de masthoogte. Als de masthoogte120 meter bedraagt, komt dat dus neer op een afstand van 1200 meter. Een dergelijke afstandsnorm heeft natuurlijk gevolgen. Het betekent dat het bijna onmogelijk wordt om geschikte locaties te vinden in een dichtbevolkt land als Nederland. En wat weegt dan het zwaarste? Dat is een politieke keuze.

Alternatieven en conclusie

Er zijn ook mensen die zeggen dat het helemaal niet nodig is om een dergelijke keuze te maken. Volgens Organisaties als Windalarm en de NLVOW (vereniging van omwonenden van windturbines) hoeven de belangen van bewoners niet te worden opgeofferd aan het belang van vergroening van onze energie. Gecombineerd met de invoer van waterstof kan er volgens hen genoeg groene stroom worden geproduceerd als we van nu af aan windturbines alleen nog op zee plaatsen en zonnepanelen alleen nog op de daken van gebouwen. Anderen bestrijden dit, waarbij beide partijen zich baseren op hetzelfde rapport. 

Toen ik op dit punt van mijn onderzoek was gekomen, ontbrak het me aan tijd en energie om me opnieuw in een rapport te storten met cijfers en staafdiagrammen. Wie nieuwsgierig is kan het rapport hier vinden: TNO Extra opgave elektriciteitsvoorziening 2030.

Al met al heb ik ondervonden hoe lastig het is om je weg te vinden in een dergelijk onderwerp als je het echt wilt weten. Er is veel informatie te vinden, maar die informatie komt vaak niet overeen, of net niet overeen. Soms is de materie te ingewikkeld voor een leek als ik, soms is er overeenstemming over de feiten en cijfers, maar verschilt de interpretatie ervan. Soms worden rapporten samengevat, maar merk je bij nader inzien dat die samenvatting behoorlijk gekleurd is. Welke cijfers haal je uit een rapport en welke laat je onvermeld? Ikzelf heb natuurlijk ook keuzes gemaakt. Mijn voornemen was geen enkel probleem te bagatelliseren, maar tegelijkertijd wilde ik niet hysterisch zijn.

Het valt me ondertussen op hoe goed mensen erin zijn om de feiten te vinden die hun verhaal ondersteunen. En om de feiten achterwege te laten die afbreuk doen aan hun verhaal. De overheid soms ook. Dat vind ik nog het pijnlijkst. Zou de informatie van de overheid niet bij uitstek de informatie moeten zijn die we kunnen vertrouwen?

Bij het schrijven van deze tekst is gebruik gemaakt van gegevens van oa. het KNMI, de NPRES, het CBS, het IPCC, het NLVOW, WINDALARM, ARCADIS, TNO, het RIVM, het WMO en Zembla.