Een kijkje in het boerenleven

Toneelgroep Jan Vos presenteert, in samenwerking met Platform Stil Leed, de nieuwe voorstelling GROND.

Een voorstelling over de broodnodige ontmoeting tussen stad en platteland.

Ingrid Bosman heeft voor ons enkele interviews afgenomen met vier boeren om zo de achtergrond wat beter te kunnen schetsen.

Geïnterviewden zijn Walter Truitman en Danique Kottelenberg uit Hof van Twente over hun keuze voor het boerenbestaan. Daarnaast heeft zij Herbert Hargeerds en Gerrit Sprokkereef, beide voormalig veehouder, gesproken. Nu respectievelijk flexconsultant en loonwerker.

 

Boer uit overtuiging

Walter Truitman (45) is melkveehouder en de vijfde generatie op erve Klein Hobbelink, waar ook de voorstelling GROND zich afspeelt.

 “Het gemak waarmee nu weer wordt gezegd dat de droogte de schuld van de boeren zelf is; daarvan gaan mijn nekharen recht overeind staan. Het tekent de afstand tussen boeren en burgers. En de polarisatie, die wordt gevoed door partijen die daar belang bij hebben. In dat soort spelletjes zijn we beland.”

“Terwijl we het samen moeten doen. Het belangrijkste is volgens mij dat we eerst eens rustig de tijd moeten nemen om naar oplossingen voor de lange termijn te kijken. Het is te gek dat wij voor vier maanden een voermaatregel krijgen opgelegd om maar huizen te kunnen bouwen. Zet eens een lijn uit voor tien, vijftien jaar. Dan vaar je een koers waar wij op kunnen inspelen. Met tijd komt er heel veel goed.”

“Dat ons bedrijf tot het landgoed Twickel behoort heeft als belangrijkste voordeel dat, wanneer er ruimt vrijkomt doordat een collega stopt, wij eenvoudig en goedkoop kunnen uitbreiden. Daar staat tegenover dat je als het ware met een extra bestuurslaag te maken hebt, met een eigen visie op de ontwikkeling van het buitengebied. We zijn niet vrij om in alles een eigen keuze te maken. Bij Twickel speelt er idealisme mee, wij zijn ondernemers. Dat botst soms. Tegelijk heb ik het gevoel dat we hier al generaties boeren mét het landschap. Ook dat is de unieke kracht van Twickel.”

“We wonen hier met drie generaties op het erf, met mijn ouders en onze drie kinderen. De jongste zoon zegt dat hij boer wil worden, maar hij is negen en zijn wereld nog klein. We stimuleren hem vooral om goed om zich heen te kijken. Maakt hij straks andere keuzes dan is het ook goed.”

“Ook als je al boer bent heb je een keuze. Je mag best eens klagen, maar als het je echt niet aanstaat denk ik: niemand verplicht je om boer te zijn.

Foto’s van de familie Truitman zijn van Trioliet (2 en 3) en Carlo ter Ellen/Tubantia (1)

‘Met meer tijd komt er veel goed’

Boerin uit overtuiging

Danique Kottelenberg (25) uit Markelo wordt mogelijk de zesde generatie in haar familie die voor het boerenbestaan kiest. Ze is nu nog student organic agriculture aan de Universiteit Wageningen. 

“Ik was ervan overtuigd dat boer zijn niks voor mij was. Geen dag vrij, en dan die financiële sores. Daar wilde ik niet eens over nadenken. Ik heb een tussenjaar genomen om te reizen en erachter te komen wat ik dan wel wil en vooral: wat ik straks wil achterlaten. Toen realiseerde ik me dat ik het superzonde zou vinden als het bedrijf van mijn ouders zou verdwijnen.”

“Dat ik het anders wil doen staat vast. Een melkveebedrijf zie ik niet zitten. Ik wil me richten op het duurzaam produceren van voedsel. Een voedselbos aanleggen is een van de ideeën. Het is nu vooral nog een grote puzzel, met als belangrijkste vraag: hoe krijg je het financieel rond?”

“Na mijn bachelor biomedische technologie ben ik begonnen aan een pre-master computer science. Maar alleen maar achter een scherm zitten is niks voor mij. Mijn ouders vinden het fijn dat het bedrijf wordt voortgezet; het is toch een trots die je deelt. Ze waarschuwen me ook. Dat ik eerst goed moet kijken of dit echt is wat ik wil. Ze hebben ons nooit verplicht om mee te werken, maar dat ga ik nu wel meer doen.”

“Publieksbinding speelt op onze boerderij een grote rol en is ook in mijn plan een belangrijk element. Ik wil mensen meer betrekken bij de voedselproductie en de keuzes waarvoor je als boer komt te staan. Door de coronacrisis is er meer aandacht voor lokaal geproduceerd voedsel; ik hoop dat die aanhoudt.”

“Leeftijdgenoten zijn soms verbaasd over mijn plannen, maar de meesten reageren enthousiast. Ik heb het idee dat steeds meer mensen wel door krijgen wat er speelt in de agrarische sector. Het punt blijft dat je als burger makkelijk praten hebt over veranderingen. Wat vaak wordt vergeten is dat een boer werkt met een meerjarenplan. Je kunt niet zomaar switchen.”

Foto’s van de familie Kottelenberg zijn van de hand van Ellen Meinen

‘Een trots die je deelt’

'Na vijf jaar is de knop om’

Herbert Hargeerds (48) uit Markelo

Was: veehouder (melkvee, fokzeugen, jongvee)

Is: flexconsultant Agri bij Abeos (arbeidsbemiddeling, voorlichting en ondersteuning in agri/foodsector) en omschakelend agrarisch ondernemer.

“Je moet letterlijk slopen in waar je jarenlang je ziel en zaligheid in hebt gestoken. Dat viel me zwaar. Maar nu is de knop om. Het laatste jongvee is weg, er is 1500 vierkante meter asbest verwijderd. Straks hebben we, met de verhuur van opslagunits en een andere tak die op dit moment nader uitgewerkt wordt, weer een eigen bedrijf.

Dat heb ik heel erg gemist. Het ondernemerschap dat in mijn baan wordt gevraagd is toch iets anders. De vrijheid en onafhankelijkheid, dat is wat je een ondernemer maakt. Voor het eigen boerenbedrijf zag ik geen toekomst meer. Vijf jaar heb ik nodig gehad om afscheid te nemen. Ondanks alle ondersteuning en hulp moet je het toch zelf doen. Je eigen keuzes maken, hoe moeilijk dat ook is. Want het is heel lastig om buiten de sector en het netwerk waar je in zit te denken. De risico’s van je stappen in te schatten.

Het grote punt voor de agrarische sector is in mijn ogen dat de wereld zo razendsnel verandert dat het amper is bij te benen. Veel ondernemers hebben zich al vergaand aangepast, en toch loop je al gauw weer achter de feiten aan. Niet alleen de boeren zullen dat zo voelen. Je ziet het nu ook weer in de stikstofdiscussie: veel boeren gaan de weg op maar als je het mij vraagt kun je beter met elkaar in gesprek blijven.

Aan alle kanten zijn er initiatieven om boeren en burgers dichter bij elkaar te brengen. Maar wat heeft het voor zin als een boer vertelt waar hij op zijn bedrijf mee bezig is, als er het volgende moment weer een trekker tussen hem en de consument in staat?”

‘Ik hecht niet aan grond’ 

Gerrit Sprokkereef (68) uit Markelo

Was: veehouder (vleeskalveren), akkerbouwer

Is: loonwerker

“Ik heb er nooit moeite mee gehad om te stoppen. Een jaar of twaalf geleden hebben we dat al in gang gezet. Bij gebrek aan een opvolger hebben we eerst de kalveren weggedaan. Ik ben loonwerk gaan doen voor andere bedrijven, en daarnaast een beetje akkerbouw.

Sneller dan verwacht deed zich de kans zich voor de boerderij te verkopen. Nu wonen we in het dorp. Ik heb 67 jaar in het buitengebied gewoond maar ik heb nog geen dag spijt gehad. Alles is gelijkvloers, we kunnen heerlijk zitten in de serre. Soms parkeer ik de trekker tussen de middag voor de deur.

Net als onze dochter, had onze zoon eerst geen interesse in een overname. Hij was monteur. Maar nu heeft hij een vriendin die melkveehouder is en werkt hij in haar bedrijf. Dankzij kavelruil hebben zij onze grond grotendeels kunnen overnemen. Dat is mooi, maar het was ook niet erg geweest als dat anders was gelopen.

Ik ben niet gehecht aan grond, aan bezit. Het maakt mij niet uit of ik nou het land van mezelf of van een ander bewerk. Daarin ben ik wel een uitzondering. Dat ik boer zou worden was voor mij even vanzelfsprekend als voor mijn vader. Het verschil is: ik wilde het wel. Híj was zeker geen boer geworden als hij de keus had gehad.

Nu ben ik blij dat ik niet meer zoveel te maken heb met de problemen in de agrarische sector. Het is zo ingewikkeld geworden. Maar dat geldt denk ik voor iedereen. We zien het ook hier in de buurt, waar wij tot de jongsten behoren. Onzekerheid is overal.

Dit is mijn laatste jaar als loonwerker. De machines worden verkocht. Mocht ik me straks vervelen dan ga naar mijn zoon. Daar is altijd wel werk.