Mansholt Revisited

De oogst van talkshow de Toekomst

De afgelopen zomer hebben we bij de voorstelling MANSHOLT acht keer een talkshow gehouden waarin tal van gasten zich uitspraken over de problemen in de agrarische sector. Onder leiding van Margriet Brandsma gaven boeren, politici, wetenschappers, vertegenwoordigers van de retail en van de banken hun visie over wat er aan de hand is en wat er gedaan moet worden. Wat kunnen we leren van deze bijeenkomsten? Welke conclusies laten zich trekken? Als schrijver van het toneelstuk MANSHOLT heb ik de opnames van de talkshows nog eens beluisterd. Hieronder heb ik geprobeerd een samenvatting te geven van de vele betogen en verhalen en de gedachtes die ik daarbij kreeg. Dit alles ondersteund met wat cijfers. Extra interessant misschien, nu de stikstofcrisis op scherp staat.
– tekst door Tjeerd Bischoff

Talkshow De Toekomst. Beeld: Paul Hoes

Inleiding: aard van de problemen

De problemen in de agrarische sector spelen zich af op het economische, het sociale en het ecologische vlak. Om met het laatste punt te beginnen. Zoals bekend, legt de huidige manier van landbouwbedrijven een grote druk op natuur en milieu. Dat komt tot uiting in een drietal dossiers: het broeikaseffect, de stikstofcrisis en de teloorgang van de biodiversiteit.

De veeteelt draagt in belangrijke mate bij aan het broeikaseffect door de uitstoot van CO2, methaan(dat 30 x zo sterk is als CO2) en lachgas (dat 300x zo sterk is als CO2). Daarnaast is het produceren van kunstmest een energieverslindend proces, waarbij veel CO2 vrijkomt. Dan is er nog een derde punt, dat speciaal voor Nederland van belang is en dat zijn de veenweidegebieden. Door het verlagen van het grondwaterpeil, om de landbouw klinkt het veen in waarbij grote hoeveelheden broeikasgassen vrijkomen.

Hoogleraar Wim de Vries kwam uitleg geven over de stikstof-crisis. Als we het hebben over stikstof, dan doelen we op ammoniak en stikstofdioxiden. De landbouw produceert voornamelijk ammoniak, via mest en urine, maar ook via kunstmest dat verandert in ammoniak zo gauw er water bijkomt. De landbouw is volgens een factsheet van TNO verantwoordelijk voor ruim 60% van de Nederlandse stikstof-emissie.  Per hectare stoot Nederland ongeveer vier keer zoveel uit als het EU-gemiddelde. Hoewel we pas sinds een paar jaar praten over de  stikstofcrisis, is het een probleem dat al heel lang speelt en dat steeds groter wordt, omdat stikstof zich ophoopt in de bodem. Voor de mensen die twijfels hebben over de modellen: volgens Wim de Vries doen ze het heel goed. Als er al afwijkingen zijn, dan gaat dat over metingen die juist hoger uitkomen dan de modellen.

Tegelijkertijd is het goed om vast te stellen dat stikstof van nature nauwelijks voorkomt in de bodem. Door toevoeging kan de bodem heel veel extra produceren. Volgens Wim de Vries is de groei van de wereldpopulatie vanaf het begin van de 20-ste eeuw nauw verbonden met de uitvinding van kunstmest. Omgekeerd is het zonder kunstmest op dit moment onmogelijk om de wereldbevolking te voeden. Maar je kunt met veel minder kunstmest toe.

Uit de interviewreeks Boeren in Beweging: Simon den Hartogh verwijdert onkruid van het land. Beeld: Ingrid Koenen

De teloorgang van de biodiversiteit speelt zich af onder, op en boven de grond. Door teveel kunstmest en bestrijdingsmiddelen sterf het bodemleven af. Wat op termijn leidt tot een uitgeputte grond. Boven de grond zien we een zeer eenzijdig plantengroei. De meeste weilanden bestaan uit een monocultuur van Engels raaigras. Alarmerend is de enorme achteruitgang van de hoeveelheid insecten, die vervolgens zijn weerslag heeft op de stand van weidevogels. Trekvogeletholoog Theunis Piersma stelt dat er een gifsluier over Nederland ligt. Waardoor de jonge weidevogels, ook op stukken grond die ideaal voor ze lijken, niet genoeg voedsel (insecten) vinden en vroegtijdig sterven.

(Veel boeren zeggen dat ze veel minder strooien dan vroeger, maar ze vergeten dan dat de middelen nu 1000 keer sterker zijn dan vroeger, en sommige 10.000 keer sterker. En er zijn ook middelen die 100.000 keer sterker zijn, aldus Piersma.)

In het rapport van de club van Rome uit 1972, Grenzen aan de Groei, werd voorspeld dat we ergens in de eerste helft van de 21-ste eeuw over de grenzen zouden gaan van wat de aarde kan dragen. Gezien het lijstje met problemen lijkt het dat we inmiddels op dat punt zijn aangeland. Valt hier niets op af te dingen? Aad Straathof, voormalig veehouder in het Groene Hart,  maar ook andere boeren stellen dat nergens ter wereld zo schoon geproduceerd wordt als in Nederland. Per kilo product heeft Nederland de kleinste voetafdruk. Aangezien wij ook produceren voor de wereld kan dat qua belasting van het milieu maar het beste hier gebeuren. Harm Evert Waalkens, een biologische veehouder in Oost-Groningen,  stelt daar tegenover dat per hectare bouwland de milieudruk nergens hoger is dan in Nederland. Hoe moet je deze twee uitspraken wegen? Gezien de verschraling van flora en fauna lijkt het mij hoe dan ook belangrijk natuur en milieu minder te belasten. Want ook als Aad Straathof gelijk heeft, gaat het hier wel degelijk slecht met de biodiversiteit.

De erbarmelijke toestand van de natuur op het platteland wordt vaak gekoppeld aan het feit dat Nederland de tweede voedselexporteur van de wereld is, met de suggestie dat dit ook teveel gevraagd is voor zo’n klein land. Maar tijdens de talkshows kregen we te horen dat bij de exportcijfers ook producten worden meegeteld die niet hier worden verbouwd, maar enkel worden doorgevoerd. Als de doorvoerproducten niet worden meegeteld, zakken we flink op de lijst van voedselexporteurs. Ook wordt volgens Josien Boll, boerin in Noord-Brabant, bij deze cijfers niet in ogenschouw genomen dat Nederland tegelijk veel voedsel importeert. Als dat wordt meegerekend zijn we netto een voedsel-importerend land. En als we al ons voedsel zelf willen produceren, zou er in feite landbouwgrond bij moeten komen. Aldus Josien Boll en Wim de Vries.

Naast het ecologische probleem is er een economisch probleem dat nauw met het eerste samenhangt. Boeren verdienen te weinig, werd keer op keer verteld. Ze hebben weliswaar veel vermogen, in de vorm van land dat steeds meer waard wordt, maar met de verkoop van hun producten lukt het hen vaak niet een fatsoenlijk inkomen te verwerven. De prijzen die zij krijgen voor hun producten zijn decennialang nauwelijks gestegen. Een kilo worst kostte in de jeugd van Wim de Vries tien gulden en nu nog steeds.

De prijzen die de boeren krijgen worden bepaald door vijf inkoopbedrijven. Zij spelen een puur commercieel spel op het scherpst van de snede en knijpen de boeren helemaal uit, stelde Floris Alkemade, voormalig rijksbouwmeester. Dat betekent dat er een enorme incentive is om goedkoper en grootschaliger te produceren, de kostprijs verlagen als belangrijkste doel, waarbij het milieu als vanzelf het kind van de rekening wordt.

De te lage prijzen is een probleem voor de reguliere landbouw, maar ook voor de biologische landbouw. Boeren die overstappen gaan er qua inkomen meestal op achteruit. En de overstap zelf is sowieso een waagstuk, omdat het een paar jaar duurt voor je jezelf biologisch mag noemen. In die tijd gaat de omvang van je productie omlaag, je investeringen omhoog, maar kun je je producten nog niet voor de prijs van een biologisch product verkopen. Bovendien is het vaak moeilijk om steun voor een dergelijk overstap te krijgen van de kant van de banken. Reden waarom deze overgangsperiode ook wel Valley of Death wordt genoemd wordt, vertelde ecologe Louise Vet.

Het derde probleem, het sociale probleem ervaren boeren, omdat ze nauwelijks waardering krijgen voor hun werk. Door de manier waarop er over hen gepraat wordt, in de media, in de politiek, voelen ze zich weggezet en afgedankt. De burgers, de buitenwereld heeft geen idee van wat zij doormaken. Alle problemen worden bij hen neergelegd, terwijl zij een onderdeel zijn van de keten. Dit steekt des temeer, omdat zij ondertussen wel zorg dragen voor de voedselvoorziening van diezelfde mensen, die aan de ene kant de boeren wegzetten als milieudelinquenten, maar zelf in het vliegtuig stappen voor hun yoga-retraite. Hoewel er in de talkshows weinig verongelijkte geluiden te horen waren, was dit onderhuidse pijnpunt vaak voelbaar.

Opvallend was dat we niemand hebben gehoord die de hier bovengeschetste problemen ontkende. En er was ook niemand die een transitie overbodig vond en dacht dat we op de oude voet door konden gaan. Er werd met name door boeren wel eens gezegd, we doen al heel veel, in reactie op het oordeel van de buitenwereld, of we hebben tijd nodig voor die transitie en hulp van andere partijen (boerin Els Uijtterlinde), maar dat betekent in feite een erkenning van de noodzaak dat er iets moet gebeuren. Ook Caroline van der Plas (van BBB) probeerde niet de problemen weg te wuiven. Wel verdedigde zij consequent het boerenbelang. Welk beleid er ook gevoerd gaat worden, het moet mogelijk zijn voor de mensen die een bedrijf in stand hebben te houden.

Uit de interviewreeks Boeren in Beweging: Ben Heinsbroek hard aan het werk. Beeld: Ingrid Koenen

Alles samen

Als het dan over mogelijke oplossingen ging, dan stond met stip bovenaan de opvatting dat alle partijen in de keten (boeren, banken, retail, de consument, de politiek) hun steentje bij moeten dragen om de transitie te laten slagen. Dat klinkt logisch, maar hoe vaker ik die opmerking hoorde, hoe meer het voor mij klonk als alibi om zelf niet als eerste in beweging te hoeven komen. Veel partijen wisten met verve te betogen waarom de oplossing niet zomaar bij hen lag, maar voor mij was het moeilijk te onderscheiden waar onmacht ophoudt en onwil begint. Het is duidelijk dat een agrarische transitie een prijs vraagt van alle partijen en de vraag is misschien wel niet, wie er als eerste begint, maar vooral of men bereid is de prijs te betalen die daarvoor nodig is.

Geld

Tijdens de eerste talkshow stelde Martijn van der Heide, Bijzonder Hoogleraar Natuurinclusieve Plattelandsontwikkeling, dat een goed inkomen voor de boer cruciaal is om tot een transitie te komen. Deze stelling werd in de talkshows daarna in vele toonaarden herhaald. Een duurzame agrarische sector zal alleen van de grond komen, als daar een goed verdienmodel bij hoort. Of een solide business-case, om met Harm Evert Waalkens te spreken (biologisch boer en voormalig politicus voor de PvdA). Als je wilt dat boeren zorg dragen voor een mooi landschap, met voldoende biodiversiteit, wat in feite een nuts-functie is, dan moet je ze voor deze extra taak betalen. En als je wilt dat ze produceren op een manier die minder belastend is voor het milieu, dan zullen ze voor deze producten een goede prijs moeten krijgen. 

Alle gasten waren het erover eens dat de consument meer moet gaan betalen voor zijn voedsel. Marc Janssen, directeur van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, wees er wel op dat er in Nederland een kwart van de 8 miljoen huishoudens rond moeten komen van 50 à 60 euro per week en dat zij dus gedwongen zijn om hun voedsel zo goedkoop mogelijk in te kopen. 

Ook vond Marc Janssen mbt. duurzaamheid, dat de consument de baas was en dat we voor een transitie niet teveel naar de overheid moesten kijken. Iemand uit het publiek stelde daar tegenover dat veel mensen gek worden van al die keuze in de supermarkt. Ze hebben wel iets anders aan hun hoofd dan het juiste product met het juiste logo uit de schappen vissen. Meer sturing vanuit de overheid zou de consument juist kunnen helpen. 

Meerdere malen werd er gewezen op het verschil tussen de burger en de consument. De burger heeft vaak het beste met de wereld voor en is het eens met de transitie, maar als hij tussen de schappen staat, verandert hij in een consument en grijpt hij naar het goedkoopste product.

Als de boeren een goede en eerlijke prijs moeten krijgen, hoe kun je dat bewerkstelligen in een open markt economie? De toenmalig minister van Landbouw Carola Schouten pleitte voor een opslag boven de normale prijs die rechtstreeks naar de boer gaat. Ook Bas Rüter, directeur duurzaamheid bij de Rabobank, stelde voor 2 of 3 cent rechtstreeks naar de boer te laten gaan. 

Carola Schouten vond verder dat er gekeken moest worden naar de milieukosten van een bepaald product. Hoeveel schade brengt dit product toe aan het milieu en hoeveel zou het kosten om die schade te herstellen. Deze kosten zouden in rekening moeten worden gebracht, waardoor de prijzen van duurzame producten dalen ten opzichte van hun niet-duurzame tegenhangers. Ook zou de BTW op gezonde producten naar beneden kunnen, een optie die tijdens een andere aflevering naar voren kwam.

Bij dergelijke prijsmechanismes heeft Nederland te maken met de regels van EU. Daarnaast dient de vraag zich aan hoe we dan om moeten gaan met producten van buiten de EU. Kortom, interessante ideeën, maar het zijn vooralsnog geen uitgewerkte voorstellen.

Daarnaast is er het eerder genoemde probleem van de overstap, de Valley of Death. Waarom zijn de banken zo aarzelend met financieren van een bedrijf dat biologisch wil worden? Pierre Berntsen, directeur Agrarische bedrijven bij  ABN-AMRO stelde dat het verdienmodel van biologische bedrijven soms te kwetsbaar is. Misschien kunnen andere instanties, verderop in de keten bijspringen. Het zou bijvoorbeeld kunnen helpen als slachthuizen garanties zouden geven voor een vaste afname. De rol van de banken bij dergelijke transities is volgens Berntsen nu te groot. 

Volgens Bas Rüter (Rabo-bank) worden duurzame klanten tegenwoordig goed behandeld, zelfs beter dan hun niet-duurzame collega’s. Maar wat belangrijk is om te beseffen, aldus Rüter, is dat het geleende geld, spaargeld is van klanten. En dat moet wel terugkomen. Vandaar de voorzichtigheid van banken bij het steunen van biologische bedrijven. 

Carola Schouten heeft het Omschakelfonds ingesteld dat de boeren helpt bij een overstap. Zij vind het jammer dat de overheid dit alleen moet doen en dat de banken niet bijspringen..  

Ondertussen zijn er veel mensen die niet willen wachten tot er een oplossing komt van de kant de overheid. Overal komen initiatieven op met de bedoeling duurzame landbouw te stimuleren en de boeren een eerlijke prijs voor hun producten te geven. Vaak gebeurt dit door bepaalde schakels in de keten over te slaan.  Biologische boeren die rechtstreeks hun producten verkopen aan de supermarkten in de regio. Of rechtstreeks aan de burger. Er is een nieuw initiatief markt.nl, geënt op de Franse beweging, C’est qui, le patron?, waarbij consumenten zich verenigen, en samen bepalen aan welke voorwaarden hun voedsel moet voldoen. Ze treden dan zelf in overleg met de boeren. En op ieder product staat vermeld wat de boer hieraan verdient. In Frankrijk is deze beweging een groot succes.

Uit de interviewreeks Boeren in Beweging: Jan Huijgen, boer en filosoof. Beeld: Ingrid Koenen

Jan Huijgen, biologisch boer bij Bunschoten en filosoof, wil niet alleen de retail, maar ook de banken buiten spel zetten. De boeren zitten gevangen in een keten en om ze te bevrijden is in zijn visie een by-pass nodig, waarbij het rechtstreekse contact tussen burger en boer in ere wordt hersteld. Hij heeft een uitgewerkt plan voor een regionale voedselstrategie waarbij de burger niet alleen rechtstreeks koopt bij de boer, maar ook kan investeren in de bedrijven waar hij zijn producten koopt. 

Door Pierre Berntsen werd tegengeworpen dat dit mondiaal niet een oplossing kan zijn. Dat klinkt op het eerste gezicht aannemelijk. Aan de andere kant, als we naar een kringloop-economie gaan, dan betekent dat ook, dat we ons voedsel niet meer moeten halen van de andere kant van de wereld, maar juist uit de eigen regio. En dan kunnen dit soort initiatieven wel eens cruciaal zijn.

Ruimte en regie

Behalve geld zit er een ruimtelijk aspect aan de problemen in de agrarische sector. Want als je op een efficiënte manier de problemen aan wilt pakken, bijvoorbeeld de stikstof-problematiek, dan levert het uitkopen van boeren, of het verminderen van de veestapel, op de ene plek veel meer milieuwinst op dan op de andere. De Gelderse Vallei is bijvoorbeeld een geschikte regio om te krimpen, als je enkel naar de milieu effecten kijkt. Het gebied ligt middenin het land, waardoor de uitstoot in eigen land blijft. Dus ook als je die uitstoot vermindert, komt dat ten goede aan de Nederlandse doelstellingen, terwijl dicht bij de grens 50% van je uitstoot de grens overwaait. Dit is natuurlijk een wat vreemd argument, omdat het alleen gericht is op het kloppend maken van de eigen boekhouding, maar nu de gevolgen van de stikstofcrisis zo heftig lijken te worden voor de agrarische sector, is het misschien toch een redenering die hout snijdt. Daarnaast bestaat de Gelderse Vallei uit arme zandgrond. Stikstof verrijkt de grond en veroorzaakt het meeste schade aan natuurgebieden op arme grond. Bovendien is er in de Gelderse Vallei veel intensieve kalverhouderij, dus al met al valt hier op een gemakkelijke manier veel winst te boeken. 

Voor broeikasgassen geldt iets soortgelijks. Als je die wilt minderen, dan levert het veel op om in veenweidegebieden, zoals het Groene Hart, het waterpeil omhoog te brengen. Wat tegelijkertijd betekent dat dat op die plekken niet meer intensief geboerd kan worden. 

Maar zulke ingrepen vragen centrale regie en dat is problematisch. Zoals Jan Pronk, voormalig minister van VROM, en Floris Alkemade, voormalig Rijksbouwmeester, uit de doeken deden is het ministerie van ruimtelijke ordening verdwenen. Alles is gedelegeerd naar de lagere overheden, waardoor er niets meer te sturen valt. Absurd vond Alkemade, want de huidige problemen vragen om coördinatie. In zijn ogen moet er een ministerie van Ruimte komen, dat niet sectoraal is, en dus niet alleen over wonen gaat, maar ook over het klimaat, de energietransitie en de voedseltransitie, want die vraagstukken hangen nauw samen. 

Tegelijkertijd pleitte Alkemade voor een New Deal, een overeenkomst tussen boeren en maatschappij, over een eerlijk inkomen en een voedselproductie in overeenstemming met de natuur. Hij benadrukte het belang van samenwerking. Volgens hem willen boeren best. Het beeld van de boer dat in de media soms oprijst, als iemand die niet om zijn grond zou geven klopt niet. 

Tegenover Alkemade benadrukte Jan Pronk het belang van regie, de grote lijn. Er zijn teveel dieren, en de landbouw legt een te groot beslag op de grond. En niet alles kan en mag overal. Daarbij moeten we minder importeren en meer zelfvoorzienend worden. Hiervoor zijn algemene beleidslijnen nodig, te beginnen in Brussel. Alkemade was het hiermee eens, maar pleitte ook steeds voor samenwerken met de boeren, hun kennis gebruiken, hen laten zoeken naar oplossingen. Als we de boeren daadwerkelijk vragen het landschap te gaan beheren – waar zij ook verstand van hebben – dan hebben we misschien wel meer boeren nodig, dan er nu zijn.

In veel talkshows kwam de volgende vraag naar voren: hoever moet de politiek gaan in het opleggen van een oplossing. Hoeveel dwang mag er gebruikt worden. Vaak kwam het woord draagvlak naar voren. Vaak ook werd gezegd dat alle partijen hun steentje bij moeten dragen Louise Vet is voorzitter van de Deltacommissie Biodiversiteit, waarin alle partijen uit de keten vertegenwoordigd zijn. In antwoord op een kritische vraag hierover, antwoordde zij, dat je alle partijen nodig hebt om tot een oplossing te komen. Begrijpelijk.

Maar de vraag is wel waar je dan uitkomt. Geef je dan niet teveel ruimte aan de diverse lobbies?

Want het poldermodel kan gevaarlijk uitpakken. Pronk vertelde hoe hij al als minister van VROM in het tweede kabinet Kok in 1998 geprobeerd had het stikstofprobleem aan te pakken met een voorstel waarin een minimum afstand werd vastgesteld voor agrarische activiteiten rondom natuurgebieden. Dit was in navolging van de Europese richtlijnen. Dat plan werd getorpedeerd door het CDA die opkwamen voor het boerenbelang. Later werd de PAS (Programma Aanpak Stikstof) ingesteld onder Henk Bleker waarbij boeren mogelijkheden kregen om uit te breiden en extra stikstof uit te stoten, als ze maar garandeerden deze uitstoot in de toekomst te compenseren. Van alle kanten werd gewaarschuwd dat dit voorstel juridisch niet houdbaar was, maar de plannen werden doorgevoerd om in 2019 door de Raad van State als nog te worden afgeschoten. Omdat deze regeling niet in overeenstemming was met de Habitat-richtlijnen van de EU. Zie hier, het gevaar van al te veel meebuigen met waar de maatschappelijke druk vandaan komt.

Harm Evert Waalkens was het strengste. Hij vindt dat er 25 jaar lang compromis op compromis is gestapeld. Het collectief van boeren heeft verzaakt. De verantwoordelijkheden zijn gedecentraliseerd en het overzicht is volledig kwijt. ‘Collectief durven wij geen keuzes te maken.’ Hij pleitte, net als Pronk, en ook Floris Alkemade, voor een centrale planning, een ruimtelijke ordening waarbij agrarische, ecologisch een stedelijke hoofdstructuren worden bepaald. Mansholt 2.0  is nodig. “Ook na de WOII zaten we in de shit. En ook toen was er een sterk format nodig, om duidelijkheid te scheppen.” Waalkens voorspelt dat als er gedaan wordt wat er gedaan moet worden, dat dat hard kan zijn en dat er dan nog veel meer tractoren op het Malieveld zullen staan. (Zijn voorspelling lijkt uit te gaan komen.)

Zijn woorden herinneren mij aan Mansholt die zich hardop afvroeg of de benodigde ommekeer bewerkstelligd kon worden binnen een democratie. Hij betwijfelde dat, maar ging toch liever ten onder in een democratie dan te moeten leven in een dictatuur.

Goed, regie is dus nodig. Maar hoe gedetailleerd moeten de beleidslijnen zijn? Louise Vet had het volgende uitgangspunt: de politiek moet heldere doelen stellen, het ‘wat’ moet worden geformuleerd, maar het ‘hoe’ moet je aan boeren en andere betrokken zelf overlaten. 

De eindeloze regelgeving is een terugkerende klacht van veel boeren. Josien Boll en haar man hebben een integraal systeem ontwikkeld om de emissie van hun vee te verminderen en de kringloop te verbeteren. Maar ze worden telkens teruggefloten. De regels lopen volledig uit de pas bij hun praktijk.  ‘De regelgeving is al achterhaald als wij eraan moeten voldoen.’ Ook Peter Oosterhof, een biologische boer die niet bang is voor de troepen uit te lopen, geeft aan dat hij gek wordt van de regels. 

Dat is dus het streven: heldere richtlijnen stellen, een duidelijke regie, maar op hoofdzaken. Zodat de mensen voldoende vrijheid ervaren om creatief te zijn en het gevoel te hebben hun eigen bedrijf te kunnen vormgeven. In de wetenschap dat er vele wegen naar Rome leiden. 

Hoe staat het er dan mee? Is er voldoende regie? Wat kunnen we op dit moment van de politiek verwachten? 

De meesten gasten waren weinig optimistisch. Zij hadden de indruk dat de urgentie van de problemen nog onvoldoende was doorgedrongen in Den Haag. Floris Alkemade sprak over het theater van het seriële onvermogen. ‘Wel doelen stellen, maar geen beleid maken. Hoe vernederend dat alles via de rechter moet worden afgedwongen. Dat is het failliet van de politiek. Hoe kan het dat de politici niet in staat zijn om te vertellen dat we fundamenteel moeten veranderen? En om te laten zien dat dat dat aantrekkelijk kan zijn?’ 

Minister Pronk vestigde zijn hoop op maatschappelijke bewegingen zoals Urgenda  en Extinction Rebellion. Die druk zetten op de regering. ‘Zolang we te lief zijn voor de machten, komen we er niet.’

Alkemade was uiteindelijk toch optimistisch. Volgens hem is het verlangen naar verandering heel groot. Er is wel degelijke een echte revolutie aan de gang. Alleen de politiek heeft het nog niet door.

Scènefoto MANSHOLT. Beeld: Paul Hoes

Een beter milieu begint bij jezelf

In de laatste aflevering was minister Carola Schouten te gast, die opnieuw haar streven naar kringlooplandbouw uitsprak. Zij is de eerste minister van landbouw die wat dat betreft een stip aan de horizon heeft gezet, vonden de andere gasten. En zij heeft de hoop dat zij met haar beleid de transitie onomkeerbaar heeft gemaakt.

Tegelijk viel het mij op dat ook minister Carola Schouten benadrukte dat ze voor een transitie iedereen nodig had, alle partijen uit de keten. Dat is begrijpelijk, maar ook een tikje vreemd, omdat zij nu juist de macht heeft om eigenhandig een ingrijpende koerswijziging in gang te zetten. Tenminste, als er binnen de coalitie voldoende steun voor zou zijn. Het feit dat zij zo nadrukkelijk een beroep deed op de inzet van andere betrokkenen, de boeren, de banken, de consumenten, bevestigde voor mij dat er in Den Haag op dit moment onvoldoende politieke wil is om werkelijk vaart te maken met kringlooplandbouw. En dat zij daarom afhankelijk is van steun en druk van partijen buiten de politiek. 

Dus wat staat ons als burgers en boeren te doen? Afwachten tot de politiek er ook klaar voor is? Jan Pronk stelde dat de slogan uit de vorige eeuw ‘een beter milieu, begint bij jezelf’ een leugen is.’ Voor een serieuze koerswijziging heb je de overheid nodig. Ik denk dat hij gelijk heeft. Maar tegelijkertijd heb je mensen nodig die niet wachten op een gids, maar zelf al op weg gaan.  Peter Oosterhof zei: ‘We weten nog niet precies waar die stip op de horizon ligt, maar we weten wel de richting. Dus lopen.’  Hij vatte zijn insteek bondig samen: ‘minder input in het bedrijf en minder energie. Als je geen kunstmest gebruikt, dan heb je de grond nodig. En dan ga je weer leven met de natuur.’  Ook de inventiviteit van andere boeren was inspirerend. 

Wij als burgers kunnen druk zetten op de politiek, en zelf politiek bedrijven via onze portemonnee. Ook dat werd vaak herhaald.  

Meino Smit, wetenschapper en biologisch boer, stelde dat we nog lang niet beseffen wat het betekent, een kringloop-economie zonder fossiele brandstoffen. Als je serieus verduurzaamt, dan produceer je volgens hem per definitie alleen voor de binnenlandse markt. Want dan heb je alle landbouwgrond nodig. En dan nog zullen we veel van onze welvaart in moeten leveren. 

Op dit moment heeft minister van der Wal de knuppel in het hoederhok gegooid wat betreft de stikstof. Moed kan haar niet worden ontzegd. Maar wat is er ondertussen een enorme behoefte aan een lange termijnvisie, een strategie. Waar is degene die ons gaat vertellen dat het moeilijk kan worden, maar dat er een weg is uit het moeras? 

Na afloop van één van de voorstellingen kwam Klaas van Egmond, voormalig directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving naar mij toe. Hij vertelde dat Sicco Mansholt vlak voor zijn pensioen als Commissaris van Landbouw van de EU al een uitgewerkt systeem had bedacht met heffingen op milieuvervuiling en dergelijke, wat het gedrag van producent en consument vanzelf in richting van een kringloop-economie zou sturen. Volgens van Egmond is dit systeem nog steeds adequaat en zou het zo ingevoerd kunnen. Wie weet, kan Sicco Mansholt ons ook postuum nog de weg wijzen. 

Tjeerd Bischoff

 

Een groot deel van gebruikte foto's in dit artikel zijn afkomstig uit de zesdelige interviewreeks Boeren in Beweging. Daarin ging Tjeerd in gesprek met verschillende boeren. Over hoe zij de toekomst voor zich zien, maar ook welke problemen zij ontmoeten wanneer zij hun manier van boeren willen veranderen. Je leest de interviews terug via https://bit.ly/mansholtcourant
Afleveringen van Talkshow De Toekomst terugluisteren kan via https://soundcloud.com/user-57662618